Monday, December 11, 2023

Portret van een Sinti bijbelclub leider: Anna Schafer, Nederland

“Onze kinderen zijn alles voor ons,” vertelt Anna Schafer me. Kinderen – neefjes, nichtjes, buurkinderen – lopen vaak de woonwagen binnen die Anna deelt met haar bejaarde vader. Ze ontvangt hen allemaal hartelijk. Anna heeft – afgezien van een paar kleine onderbrekingen – al bijna veertig jaar kinderwerk gedaan.  En toch accepteerde zij met tegenzin de roeping om een bijbelclub voor kinderen te gaan leiden. Ze vertelde me hoe dat ging.

Anna groeide op in de kerk. Haar vader was een van de oudsten in de  Leven en Licht gemeente die elke zondag bij elkaar kwam in het woonwagenkamp waar Anna en veel van haar familieleden woonden; hij preekte er regelmatig. Na de Tweede Wereldoorlog stond de Nederlandse overheid Roma, Sinti en Woonwagenbewoners niet langer toe rond te trekken. In plaats daarvan werden er specifieke plekken aangewezen (woonwagenkampen) waar mensen hun woonwagens permanent konden neerzetten. Op die manier konden (en kunnen) hele families toch dicht bij elkaar blijven wonen. Ze ondersteunen elkaar en kunnen gemakkelijk bij elkaar op bezoek gaan, van de ene woonwagen naar de andere. (Tekening: Roy Ann Cary uit O Drom kleurboek)

Anna’s woonwagenkamp is te vinden in een plattelandsstreek in de zuidelijke provincie Noord-Brabant.
Langs de twee wegen van de kamp, staan nu vaste woonwagens. Helemaal aan het eind, waar de beide wegen samenkomen, staat een metalen gebouw – daar worden de kerkdiensten en andere samenkomsten gehouden. Op zondag is er twee keer een dienst en door-de-weeks bijna elke avond. De prediking en een groot deel van de samenzang zijn in het Romanes, de taal van de Sinti.  Elke dienst wordt geleid door twee Sinti kerkleiders; de een preekt in het Romanes en de ander vertaalt in het Nederlands, of – als er veel buitenlandse bezoekers zijn – in het Duits of Frans. (Foto: het kerkgebouw, rond 1999)

Toen Anna een meisje van een jaar of 13, 14 was, begon een vrouw die Klara heette een keer in de week uit Belgie te komen om een ‘kinderschool’ in de woonwagenkamp te leiden. Anna heeft goede herinneringen aan deze kinderprogramma’s. Het was heel leuk. De liedjes die Klara hen aanleerde, kent ze nog steeds, zoals “Jesus Bids Us Shine”.

Klara deed dit werk een aantal jaren. 

“Zonder dat ik wist, werd ik helpje van haar,” herinnert Anna zich. 

“Op een dag vroeg ze me: ‘Zou je dit werk van me willen overnemen als je wat ouder bent?’ Ik durfde geen ‘nee’ te zeggen.”)

Maar het idee maakte haar niet blij. “Toen ik die middag na afloop van de club naar huis ging, kwam ik in tranen bij m’n moeder aan. Ik wilde het helemaal niet doen.”

Haar moeder had een sterk geloof en stelde voor dat ze er samen over zouden bidden. “We laten alles aan de Heer over,”  zei zij tegen Anna. “Als het Zijn bedoeling is dat je dit gaat doen, zal Hij ook het verlangen in je hart leggen.” (Foto: Anna’s moeder met een paar van Anna’s neefjes en nichtjes, rond 1999. Het kindje rechts, met de bel, loopt daarmee door het kamp, om de mensen op te roepen naar de kerkdienst te komen.)

Op een dag was Klara erg ziek en kon ze niet naar de wekelijkse club komen. Anna zat op haar te wachten, samen met de kinderen. Uiteindelijk, toen het duidelijk werd dat Klara niet gewoon te laat was, besloot Anna de kinderen liedjes te laten zingen. Daarna vertelde ze hen een verhaal dat ze van Klara geleerd had. Zo begon Anna het kinderwerk te leiden.

Na deze eerste keer hield Anna lange tijd elke woensdagmiddag een ‘kinderschool’ in het kerkgebouw in hun woonwagenkamp, ofwel een bijbelclub. Alle kinderen uit het kamp kwamen erop af, van de peuters tot de jongere tieners. Het programma duurde twee uur, “drie, als het goed ging,” vertelt Anna me.

Anna begon de voorbereiding voor deze bijeenkomsten altijd met gebed. “Geeft U me een verhaal, wijst U me de weg.” Dan kwam haar een verhaal in gedachten. Ze begon met de verhalen over Jozef, Maria en Jezus. In de daaropvolgende bijeenkomsten vertelde ze welk verhaal de Heer haar ook maar op het hart legde. Ze had boekjes met bijbellessen voor kinderen kunnen gebruiken, maar dat was niet nodig. Ze kende al deze verhalen uit haar hoofd omdat ze al van kinds af aan regelmatig naar de kerkelijke samenkomst ging.

Toen ze eenmaal de kinderclub begon te leiden, spitste ze haar oren als de prediker verhalen uit de Bijbel vertelde. Ze lette met name op bijbelverhalen die geschikt waren om met de kinderen te delen. “O, dat is ook mooi voor de kinderen!”, dacht ze dan. (Foto: een aantal kinderen, rond 2004)

Anna kende de kinderen ook. Ze zag en hoorde hen vaak als ze door het kamp liep. Op een dag viel het haar op dat de kinderen niet naar hun ouders luisterden, of hen niet gehoorzaamden. “Daar kunnen we verbetering in aanbrengen,” dacht ze bij zichzelf.

Daarom vertelde Anna de kinderen de volgende keer dat ze allemaal een beschermengel hebben. “Dat geloven we.” Die engel zit op hun rechterschouder en helpt hen om het goede te doen. Maar op hun linkerschouder zit een andere engel, een duiveltj. Die hen vertelt om niet naar hun ouders te luisteren. En Anna vroeg de kinderen: “Naar welke engel wil je luisteren?”

“Niet naar de duivel!”, vertelden de kinderen haar.


“Dus, wat gaan jullie de komende week dan doen?”, vroeg ze hen.

“Naar onze ouders luisteren en doen wat ze zeggen!”, was het antwoord.

“Goed.”

En Anna kon zien dat de kinderen zich inderdaad beter gingen gedragen.

Maar het ging niet altijd zo soepel. “Soms kwam ik na afloop van de club huilend thuis,” geeft Anna toe. “Huilend zei ik dat ik het niet meer wilde doen.” Maar de Heer gaf haar altijd wat ze nodig had om door te gaan.

Soms kwam het in haar op om de kinderen een uitdaging te geven. “Wie kan volgende week dit verhaal het best navertellen?”, zei ze bijvoorbeeld.

Op een keer gaf ze elk kind ook een bijbelvers om uit het hoofd te leren, afgestemd op hun leeftijd en vaardigheden. Dat leidde tot een zekere competitie: wie zou zijn vers de volgende keer goed uit het hoofd kennen? Deze tactiek bleek effectief te zijn. Twee dagen van tevoren kwamen sommige kinderen al naar haar toe om te vertellen: “Ik ken mijn vers al, luister maar!”

Soms gaf Anna de kinderen na het vertellen van een bijbelverhaal papier en (kleur)potloden of stiften. “Heb je goed naar het verhaal geluisterd?”, vroeg ze dan. “Kun je er een tekening van maken?”

Anna vertelt: “De kinderen vonden het geweldig.”

Het maakte niet uit wat ze precies tekenden, daar ging het niet om. Ze gaf hun hoe dan ook complimentjes. Ze gebruikte het tekenen ook om het verhaal opnieuw onder de aandacht van de kinderen te brengen. Bijvoorbeeld, met het verhaal van Noach stelde ze hun voor iets te tekenen wat in de boot zat.

Als ze zag dat een kind een vis aan het tekenen was, vroeg ze: “Waren er ook vissen in de boot?” Zo legde ze verband tussen het verhaal en de tekening van het kind.

Anna gebruikte vaak ook concrete voorwerpen (visuele hulpmiddelen) om de kinderen te helpen de verhalen te onthouden: kleine figuurtjes, een flanellen bord met bijhorende illustraties, allerlei verschillende voorwerpen. Ze nam bijvoorbeeld een stoel en liet zien waar Jezus nu zit, aan de rechterhand van God. En dan vertelde ze de groep: “Jezus hoort de gebeden van kinderen altijd. Hij zit vlak naast God, dus God hoort jullie gebeden ook.”

Deze woorden schoten wortel in de harten van de kinderen. Anna herinnert zich levendig hoe bezorgd twee zusjes waren over hun ouders. Die hadden er niet voor gekozen om Jezus te volgen en hadden de meisjes nooit meegenomen naar bijeenkomsten van de kerk. Maar door de lessen op de kinderclub waren de zusjes de boodschap van het evangelie goed gaan begrijpen. Ze waren erg bezorgd over de eeuwige bestemming van hun ouders. Maandenlang bad de groep samen met deze meisjes voor hun ouders, elke week. En God hoorde deze gebeden. Papa en mama beleden allebei hun zonden en gaven hun hart aan Jezus.

De investering in deze kinderen had eeuwigheidswaarde, en niet alleen voor de papa en mama van deze twee meisjes. Veel van de kinderen die naar de club kwamen, zijn nu zelf ouders. Velen van hen hebben hun leven aan Jezus gewijd en zijn gedoopt. Mensen die als kind naar de club kwamen, herinneren zich nog steeds de bijbelverzen die ze uit het hoofd leerden, de verhalen die Anna vertelde en de liedjes die ze zongen. Ze zingen deze liederen nog steeds.

Anna heeft ook kinderprogramma's geleid tijdens de grote tentbijeenkomsten waar haar kerk ’s zomers aan deelneemt. In plaats te proberen de aandacht van een grote groep kinderen vast te houden met een bijbelles, lenen deze bijeenkomsten zich meer voor een focus op het zingen van liedjes.


Anna komt uit een familie met unieke muzikale gaven. 

Haar vader is een begaafd violist. 

Haar moeder had een prachtige zangstem. 


Zij en haar zussen hebben allemaal zo’n sterke en mooie stem dat ze in opera’s zouden kunnen zingen. 

Maar dat doen ze niet, ze geven de voorkeur aan gospel en christelijke liederen met een levendige swing. Liederen die doen denken aan de ‘Gypse Jazz’ die gespeeld werd door Jean ‘Django’ Reinhardt (ook een Sinto) en het Rosenberg Trio (nauwe verwanten van de familie Schafer).

Anna en haar familie zingen nog steeds in kerkdiensten en tijdens de tentcampagnes in de zomer (zie foto’s hierboven: in een kerkdienst rond 1999 en in een tentcampagne rond 2021). Ook zoekt Anna nog steeds kinderen in haar eigen woonwagenkamp bij elkaar om liederen in te studeren voor Kerstmis of een andere speciale gelegenheid.

Anna weet van tevoren dat dit soort bijeenkomsten aanvankelijk nogal chaotisch zijn. Haar advies aan iedereen die met Roma of Sinti kinderen werkt is “om je te richten op de vijf kinderen die opletten en niet op de tien die afgeleid zijn”.

Bijvoorbeeld, dit jaar kwam een groep kinderen in haar huis bij elkaar om een kerstliedje te leren. Het stond op YouTube en werd via de televisie afgespeeld. De kleintjes waren lekker op de grond aan het spelen, de groteren leerden het liedje. Terwijl ze hiermee bezig waren, kwam een vrouw uit Anna’s familie en zij begon de kinderen uit te schelden, dat ze moesten luisteren naar wat Anna probeerde hen te leren. Dat werkt niet.

Wat wel werkt is beginnen met de kinderen die opletten. “Uiteindelijk gaan de anderen meedoen, zelfs de kleintjes – zij willen ook meedoen met het lied en de uitvoering. Ja, het vergt geduld, maar het werkt. En uiteindelijk genieten de kinderen er allemaal van.”

We kunnen allemaal iets van Anna leren. Hoewel ze met tegenzin het werk overnam dat Klara begon, blijft ze trouw. En ze werd beloond door de vruchten van haar werk te zien in de veranderde levens van kinderen en volwassenen. Mogen ook anderen geïnspireerd worden om te investeren in de levens van kinderen, vooral omdat, zoals Anna zegt, “onze kinderen alles zijn.”

door Mary van Rheenen; Nederlands bewerkt door Annelies Barth

 

 

No comments:

Post a Comment