“Onze kinderen zijn alles
voor ons,” vertelt Anna Schafer me. Kinderen – neefjes, nichtjes, buurkinderen
– lopen vaak de woonwagen binnen die Anna deelt met haar bejaarde vader. Ze
ontvangt hen allemaal hartelijk. Anna heeft – afgezien van een paar kleine
onderbrekingen – al bijna veertig jaar kinderwerk gedaan. En toch accepteerde zij met tegenzin de
roeping om een bijbelclub voor kinderen te gaan leiden. Ze vertelde me hoe dat ging.
Anna groeide op in de
kerk. Haar vader was een van de oudsten in de Leven en Licht gemeente die elke
zondag bij elkaar kwam in het woonwagenkamp waar Anna en veel van haar
familieleden woonden; hij preekte er regelmatig. Na de Tweede Wereldoorlog
stond de Nederlandse overheid Roma, Sinti en Woonwagenbewoners niet langer toe
rond te trekken. In plaats daarvan werden er specifieke plekken aangewezen
(woonwagenkampen) waar mensen hun woonwagens permanent konden neerzetten. Op
die manier konden (en kunnen) hele families toch dicht bij elkaar blijven
wonen. Ze ondersteunen elkaar en kunnen gemakkelijk bij elkaar op bezoek gaan,
van de ene woonwagen naar de andere. (Tekening: Roy Ann Cary uit O Drom kleurboek)
Anna’s woonwagenkamp is
te vinden in een plattelandsstreek in de zuidelijke provincie Noord-Brabant.
Langs de twee wegen van de kamp, staan nu vaste woonwagens. Helemaal aan het
eind, waar de beide wegen samenkomen, staat een metalen gebouw – daar worden de
kerkdiensten en andere samenkomsten gehouden. Op zondag is er twee keer een
dienst en door-de-weeks bijna elke avond. De prediking en een groot deel van de
samenzang zijn in het Romanes, de
taal van de Sinti. Elke dienst wordt
geleid door twee Sinti kerkleiders; de een preekt in het Romanes en de ander
vertaalt in het Nederlands, of – als er veel buitenlandse bezoekers zijn – in
het Duits of Frans. (Foto: het kerkgebouw, rond 1999)
Toen Anna een meisje van
een jaar of 13, 14 was, begon een vrouw die Klara heette een keer in de week uit
Belgie te komen om een ‘kinderschool’ in de woonwagenkamp te leiden. Anna heeft
goede herinneringen aan deze kinderprogramma’s. Het was heel leuk. De liedjes
die Klara hen aanleerde, kent ze nog steeds, zoals “Jesus Bids Us Shine”.
Klara deed dit werk een
aantal jaren.
“Zonder dat ik wist, werd ik helpje van haar,” herinnert Anna
zich.
“Op een dag vroeg ze me: ‘Zou je dit werk van
me willen overnemen als je wat ouder bent?’ Ik durfde geen ‘nee’ te zeggen.”)
Maar het idee maakte haar
niet blij. “Toen ik die middag na afloop van de club naar huis ging, kwam ik in
tranen bij m’n moeder aan. Ik wilde het helemaal niet doen.”
Haar moeder had een sterk
geloof en stelde voor dat ze er samen over zouden bidden. “We laten alles aan
de Heer over,” zei zij tegen Anna. “Als
het Zijn bedoeling is dat je dit gaat doen, zal Hij ook het verlangen in je
hart leggen.” (Foto: Anna’s moeder met een paar van Anna’s neefjes en nichtjes,
rond 1999. Het kindje rechts, met de bel, loopt daarmee door het kamp, om de
mensen op te roepen naar de kerkdienst te komen.)
Op een dag was Klara erg
ziek en kon ze niet naar de wekelijkse club komen. Anna zat op haar te wachten,
samen met de kinderen. Uiteindelijk, toen het duidelijk werd dat Klara niet gewoon
te laat was, besloot Anna de kinderen liedjes te laten zingen. Daarna vertelde
ze hen een verhaal dat ze van Klara geleerd had. Zo begon Anna het kinderwerk
te leiden.
Na deze eerste keer hield
Anna lange tijd elke woensdagmiddag een ‘kinderschool’ in het kerkgebouw in hun
woonwagenkamp, ofwel een bijbelclub. Alle kinderen uit het kamp kwamen erop af,
van de peuters tot de jongere tieners. Het programma duurde twee uur, “drie,
als het goed ging,” vertelt Anna me.
Anna begon de
voorbereiding voor deze bijeenkomsten altijd met gebed. “Geeft U me een
verhaal, wijst U me de weg.” Dan kwam haar een verhaal in gedachten. Ze begon
met de verhalen over Jozef, Maria en Jezus. In de daaropvolgende bijeenkomsten
vertelde ze welk verhaal de Heer haar ook maar op het hart legde. Ze had boekjes
met bijbellessen voor kinderen kunnen gebruiken, maar dat was niet nodig. Ze
kende al deze verhalen uit haar hoofd omdat ze al van kinds af aan regelmatig
naar de kerkelijke samenkomst ging.
Toen ze eenmaal de
kinderclub begon te leiden, spitste ze haar oren als de prediker verhalen uit
de Bijbel vertelde. Ze lette met name op bijbelverhalen die geschikt waren om
met de kinderen te delen. “O, dat is ook mooi voor de kinderen!”, dacht ze dan.
(Foto: een aantal kinderen,
rond 2004)
Anna kende de kinderen
ook. Ze zag en hoorde hen vaak als ze door het kamp liep. Op een dag viel het
haar op dat de kinderen niet naar hun ouders luisterden, of hen niet
gehoorzaamden. “Daar kunnen we verbetering in aanbrengen,” dacht ze bij
zichzelf.
Daarom vertelde Anna de kinderen
de volgende keer dat ze allemaal een beschermengel hebben. “Dat geloven we.” Die
engel zit op hun rechterschouder en helpt hen om het goede te doen. Maar op hun
linkerschouder zit een andere engel, een duiveltj. Die hen vertelt om niet naar
hun ouders te luisteren. En Anna vroeg de kinderen: “Naar welke engel wil je
luisteren?”
“Niet naar de duivel!”,
vertelden de kinderen haar.
“Dus, wat gaan jullie de
komende week dan doen?”, vroeg ze hen.
“Naar onze ouders
luisteren en doen wat ze zeggen!”, was het antwoord.
“Goed.”
En Anna kon zien dat de
kinderen zich inderdaad beter gingen gedragen.
Maar het ging niet altijd
zo soepel. “Soms kwam ik na afloop van de club huilend thuis,” geeft Anna toe.
“Huilend zei ik dat ik het niet meer wilde doen.” Maar de Heer gaf haar altijd
wat ze nodig had om door te gaan.
Soms kwam het in haar op om
de kinderen een uitdaging te geven. “Wie kan volgende week dit verhaal het best
navertellen?”, zei ze bijvoorbeeld.
Op een keer gaf ze elk kind
ook een bijbelvers om uit het hoofd te leren, afgestemd op hun leeftijd en
vaardigheden. Dat leidde tot een zekere competitie: wie zou zijn vers de
volgende keer goed uit het hoofd kennen? Deze tactiek bleek effectief te zijn. Twee
dagen van tevoren kwamen sommige kinderen al naar haar toe om te vertellen: “Ik
ken mijn vers al, luister maar!”
Soms gaf Anna de kinderen
na het vertellen van een bijbelverhaal papier en (kleur)potloden of stiften.
“Heb je goed naar het verhaal geluisterd?”, vroeg ze dan. “Kun je er een
tekening van maken?”
Anna vertelt: “De
kinderen vonden het geweldig.”
Het maakte niet uit wat
ze precies tekenden, daar ging het niet om. Ze gaf hun hoe dan ook
complimentjes. Ze gebruikte het tekenen ook om het verhaal opnieuw onder de
aandacht van de kinderen te brengen. Bijvoorbeeld, met het verhaal van Noach
stelde ze hun voor iets te tekenen wat in de boot zat.
Als ze zag dat een kind
een vis aan het tekenen was, vroeg ze: “Waren er ook vissen in de boot?” Zo
legde ze verband tussen het verhaal en de tekening van het kind.
Anna gebruikte vaak ook
concrete voorwerpen (visuele hulpmiddelen) om de kinderen te helpen de verhalen
te onthouden: kleine figuurtjes, een flanellen bord met bijhorende
illustraties, allerlei verschillende voorwerpen. Ze nam bijvoorbeeld een stoel
en liet zien waar Jezus nu zit, aan de rechterhand van God. En dan vertelde ze
de groep: “Jezus hoort de gebeden van kinderen altijd. Hij zit vlak naast God,
dus God hoort jullie gebeden ook.”
Deze woorden schoten
wortel in de harten van de kinderen. Anna herinnert zich levendig hoe bezorgd twee
zusjes waren over hun ouders. Die hadden er niet voor gekozen om Jezus te volgen
en hadden de meisjes nooit meegenomen naar bijeenkomsten van de kerk. Maar door
de lessen op de kinderclub waren de zusjes de boodschap van het evangelie goed
gaan begrijpen. Ze waren erg bezorgd over de eeuwige bestemming van hun ouders.
Maandenlang bad de groep samen met deze meisjes voor hun ouders, elke week. En
God hoorde deze gebeden. Papa en mama beleden allebei hun zonden en gaven hun
hart aan Jezus.
De investering in deze
kinderen had eeuwigheidswaarde, en niet alleen voor de papa en mama van deze
twee meisjes. Veel van de kinderen die naar de club kwamen, zijn nu zelf
ouders. Velen van hen hebben hun leven aan Jezus gewijd en zijn gedoopt. Mensen
die als kind naar de club kwamen, herinneren zich nog steeds de bijbelverzen
die ze uit het hoofd leerden, de verhalen die Anna vertelde en de liedjes die
ze zongen. Ze zingen deze liederen nog steeds.
Anna heeft ook
kinderprogramma's geleid tijdens de grote tentbijeenkomsten waar haar kerk ’s
zomers aan deelneemt. In plaats te proberen de aandacht van een grote groep
kinderen vast te houden met een bijbelles, lenen deze bijeenkomsten zich meer
voor een focus op het zingen van liedjes.
Anna komt uit een familie
met unieke muzikale gaven.
Haar vader is een begaafd violist.
Haar moeder had
een prachtige zangstem.
Zij en haar zussen hebben allemaal zo’n sterke en mooie
stem dat ze in opera’s zouden kunnen zingen.
Maar dat doen ze niet, ze geven de
voorkeur aan gospel en christelijke liederen met een levendige swing. Liederen
die doen denken aan de ‘Gypse Jazz’ die gespeeld werd door Jean ‘Django’
Reinhardt (ook een Sinto) en het Rosenberg Trio (nauwe verwanten van de familie
Schafer).
Anna en
haar familie zingen nog steeds in kerkdiensten en tijdens de tentcampagnes in
de zomer (zie foto’s hierboven: in een kerkdienst rond 1999 en in een tentcampagne
rond 2021). Ook zoekt Anna nog steeds kinderen in haar eigen woonwagenkamp bij
elkaar om liederen in te studeren voor Kerstmis of een andere speciale
gelegenheid.
Anna
weet van tevoren dat dit soort bijeenkomsten aanvankelijk nogal chaotisch zijn.
Haar advies aan iedereen die met Roma of Sinti kinderen werkt is “om je te
richten op de vijf kinderen die opletten en niet op de tien die afgeleid zijn”.
Bijvoorbeeld, dit jaar
kwam een groep kinderen in haar huis bij elkaar om een kerstliedje te leren. Het
stond op YouTube en werd via de televisie afgespeeld. De kleintjes waren lekker
op de grond aan het spelen, de groteren leerden het liedje. Terwijl ze hiermee
bezig waren, kwam een vrouw uit Anna’s familie en zij begon de kinderen uit te
schelden, dat ze moesten luisteren naar wat Anna probeerde hen te leren. Dat
werkt niet.
Wat wel werkt is beginnen
met de kinderen die opletten. “Uiteindelijk gaan de anderen meedoen, zelfs de
kleintjes – zij willen ook meedoen met het lied en de uitvoering. Ja, het vergt
geduld, maar het werkt. En uiteindelijk genieten de kinderen er allemaal van.”
We kunnen allemaal iets
van Anna leren. Hoewel ze met tegenzin het werk overnam dat Klara begon, blijft
ze trouw. En ze werd beloond door de vruchten van haar werk te zien in de
veranderde levens van kinderen en volwassenen. Mogen ook anderen geïnspireerd
worden om te investeren in de levens van kinderen, vooral omdat, zoals Anna
zegt, “onze kinderen alles zijn.”
door Mary van Rheenen; Nederlands bewerkt door Annelies Barth